– De droom van mijn schoonmoeder –
De vrouw op de foto is Laura De But, mijn schoonmama, al wist ze dat zelf niet. Ze is inmiddels 22 jaar overleden, dus heeft ze ons huwelijk niet meegemaakt. Maar we kenden elkaar door en door en ik weet zeker dat ze (bijna) even veel van me hield als van haar eigen kroost. Telkens ik (om de twee weken) het weekend doorbracht in haar gezelschap en vooral in dat van haar dochter, begroette ze me met die mooie zachte glimlach en vergevingsgezinde ogen die je ook op haar pasfoto kan zien.
Tweede moeder
Ik was 19 toen ik, op Pinkstermaandag 1988, voor de eerste keer een voet over haar drempel zette in het huis in de Oude Ieperseweg in Heule dat nu een apotheek geworden is. Dat betekent dat ik het geluk heb gehad om een kleine 15 mooie jaren deel uit te maken van haar leven. Ik praatte veel en graag met haar, want veel van onze interesses lagen in dezelfde lijn. Het was een lieve, trotse dame met een hart van goud, al kon ze af en toe streng uit de hoek komen als ze vermoedde dat je het niet goed met haar voorhad. Dat heb ik gelukkig nooit aan den lijve moeten ondervinden. Ik genoot van haar als van een tweede moeder en profiteerde maar al te graag mee van haar liefde en groot talent voor kokkerellen. Al waren de lederen lappen die zij biefstuk noemde veeleer te mijden.
Geen klager
Laura was geen klager. Ze kloeg niet over haar man die nooit met haar op reis wilde, zelfs al wou zij graag wat meer van de wereld zien. Ze kloeg niet over het feit dat er weinig volk over de vloer kwam, omdat het huis nog niet volledig was “opgedaan” en ze zich daar een beetje voor schaamde. Ze kloeg niet over het leed dat ze had meegemaakt tijdens de oorlog en kort daarna. Ze kloeg ook niet over ziekte of pijn. Zelfs niet toen ze het laatste jaar van haar leven nog nauwelijks een voet buiten zette, omdat ze kampte met zware ontstekingen in haar uitermate pijnlijk verzworen been. Ze kloeg evenmin toen de huisarts haar naar het ziekenhuis doorverwees voor die klachten, al liet ze wel duidelijk merken dat ze liever thuisbleef. Ze was bang voor ziekenhuizen. Ze had al te vaak gehoord over mensen die daar fluitend naar binnen wandelden en in een corbillard weer naar buiten gebracht werden.
Nog één droom
Het zou me niet verbazen als ze op het moment van haar opname in het ziekenhuis al wist dat ook zij nooit meer naar huis zou gaan. Haar verblijf daar was de start van een helse periode van zes maanden. De artsen stonden voor een raadsel, zo bleek, en slaagden er maar niet in een oplossing te vinden voor het falen van het ene orgaan na het andere. De zo trotse, mooie en sterke vrouw takelde stilaan af tot een schim van zichzelf. Terwijl iedereen hartstochtelijk bleef geloven in die miraculeuze genezing die er nooit zou komen, had ze zelf de strijd al een hele poos gestaakt. Ze had nog één droom waar ze heel hard voor vocht, nog één wens die ze graag wou waarmaken. Ze wou nog één keer naar huis… Ze verlangde er met hart en ziel naar om het gloednieuwe tuinhuis te zien dat haar man in haar afwezigheid achter in de tuin had gebouwd.
Onvervuld
Helaas, die gunst heeft ze nooit gekregen. Iedereen had het immers veel te druk met proberen om haar te redden. Ze stierf op de intensive care-afdeling van het ziekenhuis, op 16 oktober 2002, de dag van haar verjaardag. Voor ze stierf ontwaakte ze nog even uit de coma van de laatste weken en ze probeerde als een bezetene om haar gezin nog iets duidelijk te maken. Wat precies, dat was voor niemand duidelijk, want praten lukte niet. Zelf denk ik dat ze ons wilde vertellen: “Zie je nu wel dat ik gelijk had. Ik zal mijn huis nooit meer terugzien. Hoe spijtig dat jullie mij die droom niet hebben laten beleven.”
Maar of ik gelijk heb, dat zal ik nooit weten…